bolero
- bo·le·ro
- Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘Spaanse dans’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bolero | bolero's |
verkleinwoord | bolerootje | bolerootjes |
- kort jasje (zonder mouwen) voor vrouwen
- (dans) langzame Spaanse nationale dans in driekwart maat met begeleiding van zang en castagnetten
- (muziek) rustig genre muziek afkomstig uit Spanje of Cuba met meestal melancholieke teksten
- In Cuba ontwikkelde zich onafhankelijk een andere bolero in tweekwartsmaat, die zich eerst naar Mexico en later over heel Latijns-Amerika verspreidde. In de jaren vijftig werden gezongen bolero's zeer populair, vooral in Latijns-Amerika
- Spaanse ronde hoed
- Het woord bolero staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bolero" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "bolero" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ bolero op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be