2. Een bokkepootje.
  • bok·ken·poot·je
  • [1]  bokkenpoot zn  met het achtervoegsel -je
  • [2] vanwege de gelijkenis in uiterlijk, in de betekenis van ‘koekje met chocola aan de uiteinden’ aangetroffen vanaf 1930 [1][2]
[2] enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord bokkenpootje bokkenpootjes

het bokkenpootjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord bokkenpoot
     Ze laat de reepjes gevlekte geitenhuid om haar polsen, ellebogen en enkels zien en ook het bokkenpootje om haar hals.[3]
  2. dim. tant. (voeding) cilindervormig koekje, waarvan de uiteinden in chocolade gedompeld zijn
     Eén van de jongere collega's op onze redactie was jarig en tracteerde op bokkenpootjes.[4]
  1. bokkenpootje op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron
    Grand Bazar Français
    advertentie in: Voorwaarts  , jrg. 10 nr. 3011 (22-05-1930), S.D.A.P., p. 7 kol. 2
  3.   Weblink bron
    Otto Holzhaus
    “Het meisje van de geesten” (19 januari 2008) op nrc.nl  
  4.   Weblink bron
    S. Montag
    “Bokkenpoten” (6 juli 2002) op nrc.nl