• bo·gey
  • uit het Engels [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord bogey bogeys
verkleinwoord

de bogeym

  1. (sport) golfterm: dat de speler voor een hole één slag meer nodig heeft dan de standaardscore
     Joost Luiten heeft de eerste ronde van de Dubai Desert Classic afgelegd in 72 slagen, precies het baangemiddelde. De 34-jarige Rotterdammer wist op zijn eerste negen holes drie birdies te slaan, maar hij gaf zijn mooie uitgangspositie weer uit handen. Met drie bogeys op de laatste zes holes eindigde hij op par.[2]
     Luiten ging de eerste twee dagen in Dubai rond in 72 slagen. Zaterdag had hij er 73 nodig, door drie birdies, twee bogeys en één dubbele bogey. Een dag later moest Luiten maar liefst zes bogeys en één dubbele invullen op zijn scorekaart. Hij kon daar slechts één birdie tegenover zetten.[3]
42 % van de Nederlanders;
37 % van de Vlamingen.[4]
  1. bogey op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “Joost Luiten geeft goede start weg in Dubai” (23-01-2020), Tubantia
  3.   Weblink bron “Luiten zakt weg naar achterhoede in Dubai” (26-01-2020,), Tubantia
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be