• boe·ren·worst
enkelvoud meervoud
naamwoord boerenworst boerenworsten
verkleinwoord

de boerenworstv / m

  1. (voeding) grove (huisgemaakte) worst
     Sofie Dumont kookt vanaf nu met een bekende vriend. Deze keer maakt ze met Pascal Braeckman zijn favoriete gerecht op grootmoeders wijze: boerenworst en rode kool.[3]