boerenbuiten

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  boerenbuiten    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• boe·ren·bui·ten

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  boer zn  en  buiten zn  met het invoegsel -en- 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	boerenbuiten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de boerenbuiten m

1. agrarische gebieden; gebieden buiten de stad

   • ‘En de goeie lucht, hé meneer Peeters’, zei de Antwerpenaar, zichtbaar van trots vervuld. ‘Wij in ’t Stad hebben de beste lucht van ’t land. En ’t zal binnenkort nog verbeteren, met die lage-emissiezone. Hier gaan alleen nog propere auto’s en bussen rijden. De rest dumpen we op de parking. Allez, ge weet wel: op de boerenbuiten, over ’t water. Goed gevonden, hé? Dank zij den Bart hé? Kende hem, den Bart?’  
   • ‘Iedereen die op de toneelschool zit, heeft op een zeker moment af te rekenen met een dip. Toen ik in mijn tweede jaar zat, wou ik weg van de toneelschool. Ik was ook amper achttien. Ik kwam recht van de boerenbuiten, had nog nooit een tram genomen en plots zat ik in Antwerpen op kot, ver weg. Dat was heel heftig.’  
   • Het zijn vooral de typische vogels van de ‘boerenbuiten’ die pijlsnel achteruitgaan. ‘Omdat onze landbouw te intensief is’, zegt Driessens. ‘De grond wordt tot in de kleinste hoekjes geploegd, er is geen onkruid meer.’  

Synoniemen

• platteland

Gangbaarheid

• Het woord boerenbuiten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "boerenbuiten" herkend door:

65 %	van de Nederlanders;
95 %	van de Vlamingen.