boekstaaf
- boek·staaf
- samenstelling van boek en staaf [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boekstaaf | boekstaven |
verkleinwoord | boekstaafje | boekstaafjes |
vervoeging van |
---|
boekstaven |
boekstaaf
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van boekstaven
- Ik boekstaaf.
- gebiedende wijs van boekstaven
- Boekstaaf!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van boekstaven
- Boekstaaf je?
- Het woord boekstaaf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.