Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • blus·mid·del
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord blusmiddel blusmiddelen
verkleinwoord blusmiddeltje blusmiddeltjes

Zelfstandig naamwoord

het blusmiddelo

  1. stof waarmee men een brand kan blussen
     Volgens de brandweercommandant is de test daarmee geslaagd en kan dit blusmiddel voortaan worden ingezet bij branden op militair terrein. Voorlopig zal dat niet het geval zijn, denkt de commandant. "We zien het echt als laatste redmiddel als er echt niets anders meer mogelijk is."[2]
     De politie vindt dat ze de wapenstok niet had moeten gebruiken tegen zittende klimaatdemonstranten van actiegroep Code Rood in Farmsum. Ook hadden ze geen blusmiddel in moeten zetten. Dat stelt de politie na een evaluatie. De wapenstok is wel rechtmatig gebruikt tegen een ander deel van de demonstranten.[3]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Zweedse straaljager gooit bom op brand” (Woensdag 25 juli 2018, 20:37), NOS
  3.   Weblink bron “Politie: 'Wapenstok tegen zittende actievoerders had niet gemoeten'” (Vrijdag 15 februari 2019, 13:15), NOS