• blott
  • Afkomstig uit het Nederduits
Naar frequentie 23170
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud blott blottere blottest
o enkelvoud blott
meervoud blotte
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
blotte blottere blotteste

blott

  1. bloot
    «Bakterier er usynlige for det blotte øye.»
    Bacteriën zijn onzichtbaar voor het blote oog.

blott

  1. alleen

blott

  1. gebiedende wijs van blotte


  • blott
  • Afkomstig uit het Nederduits
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud blott blottare blottast
o enkelvoud blott
meervoud blotte
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
blotte blottare blottaste

blott

  1. bloot

blott

  1. gebiedende wijs van blotte