• blot·te

blotte, g / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van blot

blotte, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van blot


  • blot·te
Naar frequentie 23553
vervoeging
onbepaalde wijs blotte
tegenwoordige tijd blotter
verleden tijd blottet
blotta
voltooid
deelwoord
blottet
blotta
onvoltooid
deelwoord
blottende
lijdende vorm blottes
gebiedende wijs blott
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

blotte

  1. overgankelijk ontbloten, blootleggen
    «En britisk kvinne blottet brystene på pub.»
    Een Britse vrouw ontblootte borsten in een pub.
  2. overgankelijk openleggen, een aangrijpingspunt bieden
  • [1]: blotte tennene
de tanden blootleggen
  • [2]: blotte sin uvitenhet
zijn onwetenheid openleggen



  • blot·te
vervoeging
onbepaalde wijs blotte
blotta
tegenwoordige tijd blottar
verleden tijd blotta
voltooid
deelwoord
blotta
onvoltooid
deelwoord
blottande
lijdende vorm blottast
gebiedende wijs blott
blotta
blotte
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

blotte

  1. overgankelijk ontbloten, blootleggen
  2. overgankelijk openleggen, een aangrijpingspunt bieden
  • [1]: blotte hovudet
het hoofd blootleggen