blotte
- blot·te
- bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van blot
blotte, mv
- onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van blot
- blot·te
Naar frequentie | 23553 |
---|
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | blotte |
tegenwoordige tijd | blotter |
verleden tijd | blottet blotta |
voltooid deelwoord |
blottet blotta |
onvoltooid deelwoord |
blottende |
lijdende vorm | blottes |
gebiedende wijs | blott |
vervoegingsklasse | Klasse 1 zwak |
opmerking |
blotte
- overgankelijk ontbloten, blootleggen
- «En britisk kvinne blottet brystene på pub.»
- Een Britse vrouw ontblootte borsten in een pub.
- «En britisk kvinne blottet brystene på pub.»
- overgankelijk openleggen, een aangrijpingspunt bieden
- [1] blotter
- [1] være blottet for
- [1]: blotte tennene
de tanden blootleggen
- [2]: blotte sin uvitenhet
zijn onwetenheid openleggen
- blot·te
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | blotte blotta |
tegenwoordige tijd | blottar |
verleden tijd | blotta |
voltooid deelwoord |
blotta |
onvoltooid deelwoord |
blottande |
lijdende vorm | blottast |
gebiedende wijs | blott blotta blotte |
vervoegingsklasse | Klasse 1 zwak |
opmerking |
blotte
- overgankelijk ontbloten, blootleggen
- overgankelijk openleggen, een aangrijpingspunt bieden
- [1]: blotte hovudet
het hoofd blootleggen