Nederlands

 
Uitspraak
Woordafbreking
  • blok·hut
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord blokhut blokhutten
verkleinwoord blokhutje blokhutjes

Zelfstandig naamwoord

blokhut v/m [1]

  1. hut opgebouwd uit boomstammen
    • Aan een meer staat één blokhut met een watervliegtuig aan een steiger ervoor. Ik snap wel dat Maarten keer op keer naar Alaska wordt getrokken. Natuur is hier natuur, alleen al het aantal meren bedraagt drie miljoen. Het meest opvallende door mensen gemaakte geluid is het stofzuigerachtige gebrom van de vele privévliegtuigjes, maar dat is altijd zo weer over. Snelwegen zijn er nauwelijks, we kunnen kiezen uit een paar lijnen asfalt, Maarten kent de weg uit zijn hoofd. [2] 
     ‘No I don’t,’ ontkende ik met een dikke grijns en liep naar buiten om een huisje te boeken voor de komende nacht. Ik vond binnen vijf minuten een blokhut in de buurt voor de hele groep. Die avond zouden we eindelijk een gezonde maaltijd kunnen koken.[3]

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Mariët Meester 27 november 2016
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be