bloemzaad
- bloem·zaad
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bloemzaad | bloemzaden |
verkleinwoord | bloemzaadje | bloemzaadjes |
het bloemzaad o
- een bevruchte kiem waaruit een nieuwe plant met bloemen kan groeien
- ▸ Vooral de landbouw heeft last van damherten. Ze vernielen bloembollen en bloemzaad. Ook zijn er steeds vaker aanrijdingen met damherten.[2]
- ▸ „Dit jaar hebben we ook heel veel bloemzaad verkocht”, zegt Renee Roeleveld. „We hebben meerder mengsels samengesteld die speciaal voor Twentse gronden geschikt zijn.[3]
1. een bevruchte kiem waaruit een nieuwe plant met bloemen kan groeien
- Het woord bloemzaad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Afschieten damherten verboden” (06-08-2012), NOS
- ↑ Weblink bron “De wilde bloemen van Beuningse zussen kleuren Noordoost-Twente; ‘Afgelopen jaar 30.000 m² ingezaaid’” (22-07-2021), Tubantia