bloemenverkoopster
- bloe·men·ver·koop·ster
- samenstelling van bloem zn en verkoopster zn met het invoegsel -en- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bloemenverkoopster | bloemenverkoopsters |
verkleinwoord | bloemenverkoopstertje | bloemenverkoopstertjes |
de bloemenverkoopster v
- (beroep) vrouw die (op de markt) bloemen verkoopt
- ▸ In Voorburg is een jongen van 14 aangehouden voor een gewapende overval op een bloemenstalletje. Samen met een man van 26 bedreigde hij de bloemenverkoopster met een wapen en beroofde haar van geld en persoonlijke eigendommen.[2]
- ▸ En ook op de markt in Moore Street in Dublin blijkt Adams heel veel fans te hebben. Mary Leach, bloemenverkoopster, pakt graag een bosje zonnebloemen voor hem in.[3]
- Het woord 'bloemenverkoopster' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Gewapende overvaller (14) gepakt” (23-02-2014), NOS
- ↑ Weblink bron “Sinn Féin: populair bij jongeren, onverkiesbaar voor ouderen” (26-02-2016), NOS