• blees·laag
enkelvoud meervoud
naamwoord bleeslaag bleeslagen
verkleinwoord bleeslaagje bleeslaagjes

de bleeslaagv / m

  1. (waterbeheer) oeverbeschermingsconstructie van dun rijswerk dat in continu proces gemaakt en gezonken kan worden (kan dus heel lang zijn)
      Een zinkstuk en een bleeslaag bestaan uit verschillende lagen rijshout en vormen een mat, die den onderliggenden grond moet bedekken en het beloop onder water tegen uitschuren beschermen.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    L.G. van Breen
    “Hollands'Rijshout”, digitale editie gemaakt naar de eerste druk (1920), Oosterbaan & le Cointre, Goes, p. 86