Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • blauw·tong·ziek·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord blauwtongziekte
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de blauwtongziektev

  1. (diergeneeskunde) virus ziekte die vooral bij schapen voorkomt.
    • Blauwtongtiekte wordt verspreid door knutten. 

Meer informatie

Gangbaarheid