• blaas bel·len
vervoeging van
bellenblazen

blaas (…) bellen

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bellenblazen
    • Ik blaas bellen. 
  2. gebiedende wijs van bellenblazen
    • Blaas bellen! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bellenblazen
    • Blaas je bellen?