blaaien
- blaai·en
- Van Middelnederlands blaeien/blayen/blaeyen. Verder te herleiden tot Protogermaans *blē-an-, Indo-Europees *bhleh1- (zie ook blazen) [1] [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
blaaien |
blaaide |
geblaaid |
zwak -d | volledig |
blaaien
- (verouderd) blazen
- (verouderd), onpersoonlijk (meteorologie) waaien
- (verouderd) wapperen
- (verouderd) opscheppen, pochen, veel ophef maken
- Het woord 'blaaien' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.