En sommerfugl av blåvingene.
Een vlinder van de blauwtjes.

Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • blå·vin·ger
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

blåvinger mv

  1. (vlinders), (taxonomische familie) blauwtjes
Verbuiging
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief           blåvinger     blåvingene  
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen

Zelfstandig naamwoord

blåvinger mv

  1. nominatief meervoud van blåving en blåvinge