binnenverlichting

  • bin·nen·ver·lich·ting
enkelvoud meervoud
naamwoord binnenverlichting binnenverlichtingen
verkleinwoord

de binnenverlichtingv

  1. verlichting binnen in een gebouw of voertuig
     Ook kleinere maatregelen hebben zin, vertelt Nipius. "Op binnenverlichting kan een bewegingssensor, zodat lampen in de kleedkamers automatisch uitgaan. Denk ook aan deurdrangers, en de barkoeling kan doordeweeks uit met een simpele tijdschakelaar. Daarnaast: zorg voor echt groene stroom uit Nederland."[2]
     Doe snel je koplampen en binnenverlichting aan als dat nog niet is gebeurd. Je hebt zelf meer zicht, maar bent dan ook goed zichtbaar voor mensen die je willen helpen. Zet de motor van je auto niet uit; je hoeft niet bang te zijn dat je auto in brand vliegt door kortsluiting.[3]
     Hassan vertelt dat Fazul dinsdagavond in een zwarte SUV zat die stopte bij zijn controlepost. Toen hij de bestuurder maande de koplampen uit te doen en de binnenverlichting aan, weigerde die eerst. "Het zijn de chefs", liet de chauffeur weten, een teken dat zijn passagiers een belangrijke functie binnen de terreurorganisatie al-Shabab hadden.[4]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Heleen Ekker
    “KNVB gaat amateurvoetbalclubs helpen met vergroenen” (Zondag 1 september 2019, 14:13), NOS
  3.   Weblink bron “Wat moet je doen als je met je auto in het water komt?” (Maandag 11 juli 2016, 17:41), NOS
  4.   Weblink bron “'Ik ben blij dat ik hem gedood heb'” (Dinsdag 14 juni 2011, 20:17), NOS