binnensmonds
- bin·nens·monds
- samenstelling van binnen en mond met het invoegsel -s- met het achtervoegsel -s
binnensmonds [1]
- onduidelijke sprekend
- Hij murmulde binnensmonds
- ▸ 'A little bit,' antwoordde de man binnensmonds. 'Oké,' zei Jeroen in het Engels.[2]
1.
- Het woord binnensmonds staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "binnensmonds" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be