Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bin·nen·sij·pe·len
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

binnensijpelen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
binnensijpelen
sijpelde binnen
binnengesijpeld
zwak -d volledig
  1. ergatief naar binnen dringen van water(druppels)
     "De buren daar zijn landbouwers en die spuiten volop bestrijdingsmiddelen, die via het water ook dat natuurgebied binnensijpelen."[2]
  2. ergatief(figuurlijk) heimelijk naar binnen dringen
     De discussie over artikel 23 en de identiteitsverklaringen speelt al járen. Hoewel al die tijd bekend is dat scholen de randen van de wet opzoeken, is die wet nooit aangepast. Sterker: VVD en D66 die nu schande roepen, hebben in 2017 in het regeerakkoord nog vastgelegd de vrijheid van onderwijs juist te willen uitbreiden. De Onderwijsinspectie waarschuwt al jaren voor de uitwassen daarvan: van iederwijsscholen waar slecht onderwijs werd gegeven tot scholen waar salafistische ideeën binnensijpelen.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Roel Pauw
    “Overdekte mangrove bevalt hitsige vlinders iets te goed” (12-07-2017), NOS
  3.   Weblink bron
    Hans van Soest
    “Het is de vraag of scholen de wet overtreden” (10-11-2020), Tubantia