Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bindt los
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
losbinden

bindt (…) los

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van losbinden
    • Jij bindt los. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van losbinden
    • Hij bindt los. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van losbinden
    • Bindt los! 

Gangbaarheid