Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·streek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bijstreek bijstreken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bijstreekv / m

  1. een windrichting tussen de 4 hoofdwindstreken in
Hyponiemen

Gangbaarheid

38 % van de Nederlanders;
50 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen