bijrijder
- bij·rij·der
- samenstelling van bij en rijder
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bijrijder | bijrijders |
verkleinwoord | bijrijdertje | bijrijdertjes |
de bijrijder m
- (beroep) iemand die voorin de auto zit naast de chauffeur en de chauffeur kan helpen
- Een bijrijder helpt bij het wijzen van de weg en bij het laden en lossen van de auto
- Het woord bijrijder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bijrijder" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be