bijlopen
- bij·lo·pen
- samenstelling van bij en lopen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bijlopen |
liep bij |
bijgelopen |
klasse 7 | volledig |
bijlopen [1]
- up-to-date zijn, geen achterstand hebben
- Na een nacht hard doorwerken liep hij weer helemaal bij met zijn administratie.
- Het woord 'bijlopen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bijlopen" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be