Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·leg·fuif
Woordherkomst en -opbouw
  • Surinaams-Nederlands [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord bijlegfuif bijlegfuiven
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bijlegfuifv / m

  1. (feest) feest waarbij de gasten drankjes en hapjes meenemen naar het feest
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen