bijbehoren
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bijbehoren (hulp, bestand)
Woordafbreking
- bij·be·ho·ren
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bij en behoren
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bijbehoren | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de bijbehoren mv
- datgene wat bij iets nodig is
- Hij reist nu rond met computers en allerhande bijbehoren.
Gangbaarheid
- Het woord bijbehoren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.