bidt af
- bidt af
vervoeging van |
---|
afbidden |
bidt (…) af
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afbidden
- Jij bidt af.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afbidden
- Hij bidt af.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afbidden
- Bidt af!
- Het woord bidt af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.