bezwalken
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·zwal·ken
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
bezwalken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bezwalken |
bezwalkte |
bezwalkt |
zwak -t | volledig |
- verduisteren, bezoedelen
- door rook bevuild raken
- somberder worden
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord 'bezwalken' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bezwalken" herkend door:
37 % | van de Nederlanders; |
24 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ bezwalken op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be