Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·zwalkt
Woordherkomst en -opbouw
  • vervoeging van bezwalken: de stam met de uitgang -t, zonder ge- vanwege voorvoegsel

Werkwoord

vervoeging van
bezwalken

bezwalkt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bezwalken
    • Jij bezwalkt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bezwalken
    • Hij bezwalkt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bezwalken
    • Bezwalkt! 
vervoeging van: bezwalken…
verbogen vorm: bezwalkte

bezwalkt

  1. voltooid deelwoord van bezwalken

Gangbaarheid