Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·zwaar·ma·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bezwaarmaker bezwaarmakers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bezwaarmakerm

  1. iemand die het niet eens is met een beslissing en daartegen protesteert
     Vanmiddag staat de gemeente Apeldoorn voor de rechter vanwege de intocht van Sinterklaas, volgende week zaterdag. Bij de intocht zijn alleen roetveegpieten te zien. Een onbekende bezwaarmaker wil om die reden dat de vergunning voor de intocht wordt geschrapt, zegt de gemeente.[1]
     Een automobilist had bezwaar gemaakt tegen een verkeersboete van 113 euro vanwege te hard rijden die hij of zij had gekregen. Volgens de bezwaarmaker mocht er niet geflitst worden op deze plek, vlak voor de Heinenoordtunnel bij hectometerpaal 14.7, omdat daar een bocht zit.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Wekdienst 07/11: Apeldoorn voor rechter om intocht en Nationale Heldendag” (Donderdag 7 november 2019, 06:56), NOS
  2.   Weblink bron “Rechter: flitsen bij Heinenoordtunnel mag niet” (Zaterdag 21 juli 2018, 10:04), NOS