• be·zui·pen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bezuipen
bezoop
bezopen
klasse 2 volledig

bezuipen

  1. wederkerend zich ~: drinken met het doel zwaar dronken te worden
    • Op dat feest bezoop hij zich flink en werd handtastelijk. 
89 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be