Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·zoek·recht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bezoekrecht bezoekrechten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

bezoekrecht o [1]

  1. het recht van een gescheiden ouder aan wie het kind niet is toegewezen om dit kind te bezoeken, tegenwoordig is dit begrip vervangen door het omgangsrecht
    • Helaas is het bezoekrecht vaak een belangrijk onderdeel van de strijd tussen de ex-gehuwden in een vechtscheiding. 
  2. het recht van een gevangene om bezoek te ontvangen
    • Jeruzalem, 30 maart. - De Israëlische autoriteiten hebben gisteren de omstandigheden in de gevangenis voor Hamasleden verscherpt. Een commissie onder leiding van minister Friedman van Justitie had daartoe besloten na de mislukking van onderhandelingen over de vrijlating van de Israëlische korporaal Gilad Shalit door Hamas. Shalit zit sinds 2006 in Gaza gevangen. In Israël zitten duizenden Hamasleden vast. Onder andere hun toegang tot tv, kranten en bezoekrechten worden beperkt. Een Israëlische mensenrechtenorganisatie sprak van een illegale collectieve straf. [2] 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen