Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·zoe·kers·stroom
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bezoekersstroom bezoekersstromen
verkleinwoord bezoekersstroompje bezoekersstroompjes

Zelfstandig naamwoord

de bezoekersstroomm

  1. grote toeloop van bezoekers aan een evenement
    • Het was voor de politie een moeilijke taak de enorme bezoekersstroom naar Sail Amsterdam in goede banen te leiden. 

Gangbaarheid