bezocht
- be·zocht
vervoeging van |
---|
bezoeken |
bezocht
- enkelvoud verleden tijd van bezoeken
- Ik bezocht.
- Jij bezocht.
- Hij, zij, het bezocht.
- Ik bezocht.
- voltooid deelwoord van bezoeken
stellend | |
---|---|
onverbogen | bezocht |
verbogen | bezochte |
partitief | bezochts |
bezocht
- bezoekers ontvangend
- ▸ De site van Perry was het laatst bezochte adres.[2]
- getroffen door onheil
- Het woord bezocht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bezocht" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be