Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·zig·ge·hou·den
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: bezighouden…
verbogen vorm: beziggehoudene

beziggehouden

  1. voltooid deelwoord van bezighouden
     De rest van de ochtend en bijna de hele middag had ze zich met dit soort doemscenario's beziggehouden.[1]

Verwijzingen