Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·zem·kast
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bezemkast bezemkasten
verkleinwoord bezemkastje bezemkastjes

Zelfstandig naamwoord

de bezemkastv / m

  1. kast in huis waarin schoonmaaktspullen staan opgeslagen
    • Harry Potter leefde voor zijn 12de in een bezemkast. 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be