• be·was·sen
  • vervoeging van bewassen: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs)
  • afgeleid van wassen met het voorvoegsel be-
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bewassen
bewies
bewassen
klasse 7 volledig

bewassen [1]

  1. ergatief begroeid raken
      Ziet gij daar dat gevaarte, met dichte struiken bewassen, zich afteekenen tegen de lucht; - ziet gij daarin die donkere rotskloof, beneden gapende, boven zich verliezende in heesters en distelen?[2]
  2. overgankelijk begroeien
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bewassen
bewaste
bewassen
gemengd volledig

bewassen [3]

  1. overgankelijk aan een grondige wasbeurt onderwerpen
      Het pas geschoren schaap bijt zich vaak in de huid om jeuk te bestrijden en de scheper gaat in de eerste dagen na het scheren elken morgen voor 10 uur een gedeelte der hokken bezoeken om de huid der schapen geheel te bewasschen.[4]
vervoeging van: bewassen…
geen verbogen vorm

bewassen

  1. voltooid deelwoord van bewassen
75 % van de Nederlanders;
45 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Camera Obscura”
  3. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  4.   Weblink bron “De geschriften van Harm Tiesing over den landbouw en het volksleven van Oostelijk Drenthe” (1943), Van Gorcum  
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be