Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·vol·kings·op·bouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bevolkingsopbouw
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bevolkingsopbouwm

  1. de samenstelling van de groep mensen die ergens woont
     "We kunnen zien wat de gezondheid van mensen was, de demografie en de bevolkingsopbouw door de tijd heen. Het is een hele interessante groep mensen, zowel welgesteld als minder welgesteld, over een periode van zo'n 500 jaar."[1]
     In het ‘nieuwe’ centrum wordt volgens Wijsmuller niet alleen gebouwd voor mensen met hogere inkomens. Volgens de wethouder is er ook plaats voor sociale woningbouw, juist om een zo gevarieerd mogelijke bevolkingsopbouw door de hele stad te bewerkstelligen.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Delftse 'skelettenruzie' voor de rechter: wel of geen onderzoek?” (Woensdag 8 februari 2017, 10:04), NOS
  2.   Weblink bron “Nieuwbouw in Den Haag moet de lucht in wegens ruimtegebrek” (Woensdag 14 september 2016, 16:56), NOS