bevleesd
- be·vleesd
stellend | |
---|---|
onverbogen | bevleesd |
verbogen | bevleesde |
partitief | bevleesds |
bevleesd [1]
- voorzien van een ruime hoeveelheid vlees
- ▸ Wij hebben volgens Schippers voor een doorbraak in de Nederlandse schapenhouderij gezorgd door onze multifunctionaliteit. Ik behoor namelijk tot een dubbeldoelras, dat er is voor vlees én wol. Onze kwaliteit zit in onze bouw. We zijn goed bevleesd en gespierd, en we hebben weinig vet. Bovendien werpen we meerlingen, dus onze kuddes groeien exponentieel, en dat schijnt de boer te bekoren. We brengen namelijk aardig wat op: zo’n 130 euro per schaap.[2]
- ▸ Sandra Woldring: "Ze zijn goed bevleesd en hebben een sterk beenwerk. Ze zijn kleiner, maar gaan langer mee. Onze koeien worden zo'n zeven jaar, terwijl een gemiddelde melkkoe net iets meer dan 4 wordt."[3]
- zich voordoend als vlees
- Het woord 'bevleesd' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bevleesd" herkend door:
44 % | van de Nederlanders; |
51 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Ivo Van Woerden“NL100015876878” (11/11/2011), HP de Tijd
- ↑ Weblink bron “Oproep aan veehouders: neem er een paar roodbonte koeien bij” (23-01-2018), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be