• beurs·pa·niek
enkelvoud meervoud
naamwoord beurspaniek
verkleinwoord

de beurspaniekv

  1. (economie) plotseling ontstane grote angst op de effectenbeurs door een plotselinge daling van de koersen
     Maar Solveig had op één punt gelijk, legde Ariadne uit. Zoals de wereldconjunctuur er nu uitzag wees niets op beurspaniek of een andere extreme ommezwaai die een vastgoedcrisis in gang kon zetten.[1]
     De beursmalaise begon maandag, op de eerste beursdag van het nieuwe jaar, met een voortijdige sluiting van de Chinese beurzen na koersdalingen van meer dan 7 procent. Na een adempauze op dinsdag keerde de onrust gisteren en vandaag in volle hevigheid terug. Extra geld in de markt, wisselkoersaanpassingen en nieuwe handelsmaatregelen om beurspaniek en een crash af te remmen lijken de Chinese markten niet te helpen.[2]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645149
  2.   Weblink bron “Ook Europese beurzen diep in het rood” (Donderdag 7 januari 2016), NOS