Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • beurs·jon·gen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord beursjongen beursjongens
verkleinwoord beursjongentje beursjongentjes

Zelfstandig naamwoord

de beursjongenm

  1. (pejoratief) een jonge, brutale, zelfverzekerde man die op de effectenbeurs werkt
     De vrolijke dagen van de jaren tachtig waren voorbij en yuppen en beursjongens behoorden plotseling tot het verleden.[1]
     Dat is overgewaaid uit New York, waar de bank- en beursjongens tijdens een lange staking van het openbaar vervoer op sneakers naar kantoor liepen, met hun nette schoenen in een zakje op de rug. En ook dat zakje op de rug is mode geworden.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645149
  2.   Weblink bron “‘Ook Máxima kocht hier schoenen, in de uitverkoop en voor de helft van de prijs’” (27/10/2015), HP de Tijd