Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • beuls·werk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord beulswerk beulswerken
verkleinwoord beulswerkje beulswerkjes

Zelfstandig naamwoord

het beulswerko

  1. het werk van een beul
  2. buitengewoon afmattend werk

Gangbaarheid

75 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be