Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·taal·den uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitbetalen

betaalden (…) uit

  1. meervoud verleden tijd van uitbetalen
    • Wij betaalden uit. 
    • Jullie betaalden uit. 
    • Zij betaalden uit. 

Gangbaarheid