uitbetalen
- Geluid: uitbetalen (hulp, bestand)
- uit·be·ta·len
- samenstelling van uit bw en betalen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitbetalen |
betaalde uit |
uitbetaald |
zwak -d | volledig |
uitbetalen
- ditransitief geld geven om de kosten te voldoen
- Ze hebben zijn salaris net op het juiste moment uitbetaald.
- Het woord uitbetalen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitbetalen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be