bestaansvoorwaarde

  • be·staans·voor·waar·de
enkelvoud meervoud
naamwoord bestaansvoorwaarde bestaansvoorwaarden
verkleinwoord

de bestaansvoorwaardev

  1. wat nodig is om te kunnen blijven leven
     Maar volgens mij is lichamelijke arbeid voor hem evenzeer een noodzakelijke en onmisbare bestaansvoorwaarde als intellectuele arbeid voor jou en mij.[2]
     Maar leidt een betere financiële ondersteuning van ouders dan meteen en regelrecht tot grotere gezinnen en een gezondere leeftijdsopbouw van de bevolking? Zo eenvoudig is het inderdaad niet. Maar een overheid die niet beknibbelt op kindregelingen, geeft er tenminste blijk van te beseffen dat kinderen niet zomaar een willekeurige luxe zijn, maar de bestaansvoorwaarde van een volk en een land. Die laat zien dat zij terdege snapt wat de betekenis is van de slogan: regeren is vooruitzien.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3.   Weblink bron
    Addy de Jong
    “Overheid mag krijgen van kinderen best stimuleren” (1 juli 2013), Reformatorisch Dagblad