besmettingshaard
- be·smet·tings·haard
- samenstelling van besmetting zn en haard zn met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | besmettingshaard | besmettingshaarden |
verkleinwoord |
de besmettingshaard m
- het centrale punt/gebied waar de besmetting optreedt
- De besmettingshaard van de ziekte is in dat gebied niet meer opgemerkt.
- Het woord besmettingshaard staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.