• be·slui·pen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
besluipen
besloop
beslopen
klasse 2 volledig

besluipen [1]

  1. stil en heimelijk naar iets of iemand toegaan zodat die het niet merkt
    • De kat besloop het vogeltje om het te kunnen vangen. 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]