beslommerd
- Geluid: beslommerd (hulp, bestand)
- be·slom·merd
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | beslommerd | beslommerder | beslommerdst |
verbogen | beslommerde | beslommerdere | beslommerdste |
partitief | beslommerds | beslommerders | - |
beslommerd
- vol met zorgen
- Ik moet lachen als je Gerda omschrijft als de vrolijke optimist. Ik heb haar moeten leren lachen. Toen we elkaar leerden kennen, was ik de vrolijke flurk, ik speelde gitaar in een groepje, tekende cartoontjes. Gerda was zo stug, beslommerd, ontgoocheld in de liefde. Er kon geen lach af. [2]
- Anderen zijn zó beslommerd en bezig met de dingen van de wereld dat ze bij dagen en bij nachten niets doen dan slaven en wroeten. Al hun kommer gaat over het tijdelijke, en zij hebben nooit tijd om eens bedaard te denken: „Hoe staat het met de toestand van mijn ziel?” [3]
- Het woord beslommerd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "beslommerd" herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ beslommerd op website: Etymologiebank.nl
- ↑ De Standaard 21 FEBRUARI 2015 Ann-Sofie Dekeyser ‘Denk je nog elke dag dat ik je ga vergiftigen?’ ‘Ja, maar het kan me niet meer schelen’
- ↑ Reformatorisch Dagblad 09-07-2014 Zorgeloos
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be