Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·roeps·struc·tuur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord beroepsstructuur beroepsstructuren
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de beroepsstructuurv

  1. (sociologie) (economie) structuur van de bevolking gecatologiseerd volgens de beroepen

Gangbaarheid