beroepspraktijk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·roeps·prak·tijk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van beroep en praktijk met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beroepspraktijk | beroepspraktijken |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- dagelijkse praktijk van de beroepsuitoefening
Afgeleide begrippen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord beroepspraktijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.